Deze column is ook te beluisteren.

‘Deze professor is een linkse homofiel.’ ‘Laat je niet beïnvloeden door deze propaganda.’ Het zijn zomaar wat comments onder een nieuwsbericht over een klimaatprofessor die in tranen uitbarstte omdat we de wereld vernielen. Met een hand voor mijn ogen volg ik dit soort discussies, die overal opduiken tijdens mijn doomscroll-sessies, gevangen in een limbo van platte nieuwsgierigheid en diepe mistroostigheid. De polarisatie groeit als een gezwel, zich voedend met wantrouwen. De grootste crises moeten zich nog aandienen, we rollen bekvechtend richting de afgrond. Welke leider grijpt ons bij de kraag?

Ik moest denken aan mijn tijd als docent in het middelbaar onderwijs. Nergens leerde ik meer over leiders en groepsgedrag dan bij kinderen. ‘Leerlingen zijn een roedel wolven, als ik in mijn vingers knip, doen ze wat ik zeg,’ aldus Meester Kees, mijn klassencoach. ‘Een goede leraar is zacht voor het individu maar helder en streng op de groep.’

Kees wilde – na een les waarin ik compleet onderuitging – duidelijk maken dat lesgeven voor een belangrijk deel gaat over leiderschap. Eerst moet je vertrouwen hebben en dat vertrouwen moet je winnen. Dat doe je niet door aardig te doen of de groep stroop rond de mond te smeren, dan lopen de leerlingen uiteindelijk over je heen. Voor respect moet je een heel moeilijke en lange weg afleggen met de groep.

Testen  is de oerdrift van de groep om te weten of het veilig is. Het is hoe de groep besnaard is: geen goede leider hebben maakt de groep eerst wantrouwend en daarna doodsbang.

De eerste maanden tellen als de testperiode. Ik leerde een aantal basisregels. Een goede leraar toont wie hij of zij is en waar hij voor staat. Hij geeft heldere grenzen en ondertitelt zijn gedrag. Hij legt precies uit waarom hij doet wat hij doet, zodat er over zijn handelingen geen misvattingen kunnen bestaan. Een leraar staat boven de groep en naast de leerling. Hij zet zijn emoties didactisch in: hij wordt boos maar niet té, hij is geraakt maar niet té, hij lacht maar niet té. Met schreeuwen, huilen, hard lachen, geliefd willen zijn, rancune, verlies je uiteindelijk de grip op de klas. Wie te emotioneel is, is onbetrouwbaar, helemaal in noodsituaties. Maar voor iemand die nooit te raken is, geldt dat ook.

Hoe kun je bouwen op onzichtbare schouders? Meester Kees: ‘De groep kijkt naar jou als leider. Leerlingen doen er onbewust alles aan om te kijken of je die rol waardig bent. Zo weet de groep dat als het echt moeilijk wordt, je er zal staan en je ze zal behoeden voor gevaar.’ Testen (schelden, grenzen opzoeken, pestgedrag vertonen) is de oerdrift van de groep om te weten of het veilig is. Het is hoe de groep besnaard is: geen goede leider hebben maakt de groep eerst wantrouwend en daarna doodsbang. Met alle gevolgen van dien. Alsof je in een vliegtuig zit, met niemand in de cockpit…

Achter het wantrouwen van de boze burger schuilt een groot verlangen om zich veilig te wanen. Maar Rutte laat zich zelden werkelijk zien: zijn wegen zijn ondoorgrondelijk en echt te raken is hij niet. Dat is handig in het politieke steekspel, maar funest voor het vertrouwen van de groep. Straks staat de pestkop uit de klas voor het bord. Rancune en woede zijn Wilders’ grootste troeven als leider. En rekenschap hoeft de leider van eenmanspartij niet geven. De afgrond komt zo nog een stapje dichterbij. Een leraar is niet zoveel anders dan een politiek leider, maar dat besef lijkt in Den Haag niet ingedaald. Misschien zou Meester Kees eens een tripje moeten maken naar het Binnenhof.