In een tijd dat het individualisme in de verdomhoek zit omdat het verantwoordelijk zou zijn voor al het kwaad in de westerse wereld, is het goed dat iemand in alle rust een boek schrijft over waar, wanneer en waarom het individu is uitgevonden. En hoezo het zo’n waardevolle aanwezigheid in de westerse beschaving werd. Wanneer het over individualisme gaat is de secularisatie, de ontkerkelijking in het Westen niet ver weg. Samen met het individualisme wordt het al snel en oppervlakkig verantwoordelijk gehouden voor egoïsme, onverschilligheid, materialisme, consumentisme, amoraliteit en ‘nergens in geloven’.

Larry Siedentop beweert in De uitvinding van het individu dat de renaissance ten onrechte wordt gehouden voor de oorsprong van het westerse liberalisme en de opkomst van het individu. De bron van het liberale secularisme en individualisme bevindt zich volgens Siedentop in de vijftiende eeuw omdat het christendom zich toen keerde tegen de opkomende ideeën van de klassieke oudheid over hiërarchie, over de rol van de vrouw en de slavernij. Dat het moderne Europa een synthese zou zijn van hellenisme en christendom houdt Siedentop voor een misvatting. Hiërarchie behoort niet tot de menselijke natuur. Tegenover deze ingebakken ongelijkheid worden door het christendom Augustinus en Paulus ingebracht. De apostel Paulus introduceerde de gelijkheid der zielen voor God. Daarmee werd iedereen een afzonderlijk persoon. Bovendien was Jezus’ nadruk op de gedachte dat ‘het Koninkrijk van God in u is’ bedoeld om een reactie op te roepen, ‘en een individuele wil te scheppen’.

Siedentop, die in 2000 eerder het veel geroemde Democracy in Europe schreef, passeert de gebruikelijke geschiedschrijving wanneer hij in de vijftiende eeuw ook het geweten laat ontstaan. Dat is onvermijdelijk aan het individu gebonden. Het bestaan van het geweten impliceerde dat allerlei sociale organisaties die aan het christendom gelieerd zijn, niks te zeggen hebben: het geweten heeft het zelf voor het zeggen. Dit zorgde wel voor het nodige dualisme, voor spanning tussen het individu en de Kerk als instituut.

Siedentop suggereert te veel dat het christendom in de veertiende en vijftiende eeuw al uit individuen bestond. Het individualiserende humanisme van Erasmus moest in de zestiende eeuw nog komen. Het christendom bestond voornamelijk uit brave gelovigen die veel aan bidden deden, naar de kerk gingen en goede werken verrichtten. Ze behoorden tot parochies, ze waren lidmaten, ze deden wat meneer pastoor zei. Dat individuele geweten moet tot aan de Reformatie een uitzondering geweest zijn. In de middeleeuwen was men wel gelijk voor de wet en niet afhankelijk van stam, kaste of klasse. Al veel eerder, ten tijde van Karel de Grote, moest iedereen, niemand uitgezonderd, de ‘tienden’ betalen, een tiende deel van de door de gelovige gekweekte ‘vruchten der aarde’, ongeacht sociale status.

Goedbeschouwd, schrijft Siedentop, kan het secularisme worden gezien als de edelste prestatie van Europa.

Iedereen die het over secularisme heeft denkt aan ‘niet meer geloven’ en ontkerkelijking. Onderdeel van het secularisme is antiklerikalisme, een afkeer van pastoors, kapelaans en bisschoppen die zeggen wat de gelovige moet vinden en denken. Siedentop beschouwt het antiklerikale secularisme als een uitvloeisel van het christendom. Dat de Kerk als instituut aan het afkalven is wil voor hem nog niet zeggen dat ook de ‘morele intuïties’ van de westerse mens ook verloren gaan. Die intuïties, het aanvoelen van wat wel en niet deugt, hebben als diepe bron de Tien Geboden: niet moorden, niet stelen, niet beschuldigen, geen overspel plegen, eert uw vader en moeder. Die regels, afkomstig van Mozes en zijn stenen tafelen op de berg Sinaï, zijn sindsdien door iedereen verinnerlijkt. Vandaar dat Siedentop zegt dat het christendom en de christelijke waarden onverminderd deel zijn van het westerse denken, ook al neemt men afscheid van de Kerk als instituut. Het christendom komt voor de morele diepte van onze geschiedenis te staan.

Als er één schrijver is die zich in Nederland met dezelfde materie van de menselijke gelijkheid en het christendom heeft bezig gehouden, dan is het Menno ter Braak. De titel van zijn boek Van oude en nieuwe christenen (1937) is duidelijk genoeg: ook Ter Braak vond dat het Westen nog steeds voor een groot deel met de bijna universele morele intuïties van het christendom leefde. Ook Ter Braak zag dat de toenemende gelijkheid in het Westen de realisatie is van het oude christelijke ideaal van de gelijkheid der zielen voor God, maar wel in een onkerkelijke, geseculariseerde gedaante. Die gedaante is het morele en verantwoordelijke liberalisme, voor Siedentop gepersonifieerd in Alexis de Tocqueville. Voor Siedentop is het klassieke liberalisme een seculier christendom. Het neoliberalisme, dat het morele en verantwoordelijke heeft afgestoten en ongebreideld zijn gang gaat, staat daar haaks op.

Er speelt zich volgens Siedentop in Europa een ‘niet-verklaarde burgeroorlog’ af tussen het secularisme en de kerk van Rome. Het secularisme wordt door Rome ‘goddeloos’ genoemd. Paus Benedictus XVI riep op het secularisme te ‘bestrijden’. Maar ‘goedbeschouwd’ schrijft Siedentop, ‘kan het secularisme worden gezien als de edelste prestatie van Europa’. Het heeft Europa bevrijd van de kerkelijke hiërarchie, dwang en van religieuze poespas. Het heeft het geweten, de vrijheid en de verantwoordelijkheid behouden en tot kern gemaakt. Dit is een heel ander secularisme dan dat van de onverschilligheid, amoraliteit en ‘nergens in geloven’.

In de tijd van Pierre Bayle, eind zeventiende eeuw, vond men dat heidenen, ongelovigen of atheïsten, er geen moraal op na hielden. Dat moest Bayle niet ter ore komen. Dat idee bestreed hij met grote overtuiging. Hij had een sterk voorbeeld aan iemand die de nodige haat en nijd over zich heen kreeg omdat hij niet dacht zoals het volgens velen moest: Spinoza. Bayle noemde Spinoza ‘een deugdzame atheïst’. Die bestonden.

De uitvinding van het individu. De oorsprong van het westerse liberalisme door Larry Siedentop is in 2022 uitgegeven door Ten Have.