Twee zomers geleden was het, en ik wilde naar de middernachtzon. Met de nachttrein reisde ik van Stockholm naar Narvik, een plaats net over de grens met Noorwegen, en vanaf daar per bus langs zwembadblauwe fjorden, door ondoordringbare coniferenbossen, over de boomloze toendra, en richting de Barentszee – het gevoelsmatige einde van de wereld. Ik ging er naar een festival gelegen langs de rivier de Manndalselva, een aftakking van de Kåfjord. ‘Natuurporno,’ was hoe vrienden die er eerder waren geweest het gebied hadden gekwalificeerd. 

Ik had me voorbereid op zomeravonden zonder einde, op een zon die nog steeds aan de hemel stond als mijn lichaam zou zeggen dat het bedtijd was, op lichtovergoten nachten en een dagelijkse duik in de rivier. 

Het was niets van dat. Het was een graad of twaalf, het regende en ik heb die fameuze middernachtzon nooit gezien. Het was licht en het bleef licht – gekmakend, op den duur – maar het was het gedempte licht van een bewolkte lucht,...